Oproep voor hartverscheurende verhalen!
Heb je, na een breuk in je relatie, liefdespijn?
Schrijf je verhaal op en e-mail het naar roelvduijn@planet.nl Wij plaatsen je verhaal, als je wilt onder pseudoniem, graag en gratis in deze site! Je weet, opschrijven is beter worden. Maak het voor jezelf zo lang en precies als de vloed van je tranen.
Tranen over Sicilie
Uit: “En tranen”, Roel van Duijn, Meulenhoff 1976
De schrijver vertelt hoe hij in 1976 als wethouder van Amsterdam en vriend
van Annemarie door haar werd opgebeld vanuit Sicilië, waar zij op vakantie
was.“Het is hier zo eng! Zoveel Italianen! Hallo, versta je me nog? Esther (kind) en ik zijn hier alleen naar toe gegaan. Die mannen zitten ons achterna! Kan je nou niet komen?” Stilte. Een stem deelde mij mee dat de verbinding verbroken was. Ik liep het huis op en neer en besloot rond Kerstmis tijd vrij te maken. Ik zond haar een telegram. Vliegveld Catania, Fontana Rosa, 20 december, 12.02 uur.
Ik ging dus mijn minnares redden, maar die bevond zich niet op de afgesproken plek. Om mij heen omhelzingen, maar ik bleef alleen onder de palmen onder stralende zonneschijn. Met een antiplastictas met stadhuisstukken en condooms stond ik daar. Opbellen? Naar wie? O ja. Klopt het nummer? Nee. Hoe werken die apparaten? Speciale telefoonmunten inwerpen. Kun je die krijgen? Alleen uit automaten waardoor je ze kunt wisselen tegen muntstukken. Kunt u dit wisselen in klein geld. Nee, dat is hier op Sicilië niet mogelijk. Van Italiaanse muntstukken worden in Japan horloges gemaakt. Tegen alles in kreeg ik toch nog haar zuster aan de telefoon, die me informeerde dat Annemarie naar het vliegveld was, te laat weliswaar. Voor het eerst begon ik aan haar onschuld te twijfelen. Voor straf werd de telefoonverbinding verbroken, hoewel ik overvloedig munten ingeworpen had.Het was al donker toen mijn naam opgeroepen werd. Gelijktijdig zagen we elkaar door een menigte van passagiers heen. Maar haar vreugde was niet uitbundig en ik stelde me maar op als een enigszins zakelijk persoon wiens plannen hinderlijk achterop gekomen zijn. Zij had, zei ze, voor mij twee vlechtjes in haar haar.
In de taxi vertelde Esther dat zij bij een jongen in huis waren die kon toveren. Ik begreep dat dit onderwerp pas in zijn kraterachtige diepte uitgesproken kon worden als Esther sliep.
Ons hotel in Catania was majestueus, voor prinsessen gebouwd. Als hare hoogheid Esther de telefoon op onze kamer oppakte meldde zich, volgens haar, een zekere Bronto. Nadat ik haar een sprookje verteld had, trokken haar moeder en ik ons terug in het bad; kon Esther slapen.
“Vind je me dik geworden?”vroeg zij. “Hoe zit dat met die jongen?” vroeg ik. Ze noemde zijn naam en zeepte zich peinzend in. Ze was met hem naar bed geweest omdat hij zich zo te gek ongerust gemaakt had over haar. Toen zij alleen, vanuit Milazzo waar hij woont, naar Palermo was gegaan. Zwijgend bekeken we ons dubbelportret in de spiegel. Op bed liet ik haar brieven lezen… Uitgelezen keek Annemarie mij zonder glimlach aan. Ik zat naakt voor haar, trots, over mij, in dit lichaam, ging dit verhaal Zij schudde haar haar en stak haar borsten naar voren. Onder het vrijen merkte ik een onderstroom waarin ik niet mee kon drijven.
Ik sliep slecht en droomde dat Annemarie uit bed ging om aan een tafeltje een lange brief aan haar nieuwe, Siciliaanse vriend te schrijven. Mij had ze alleen eens een briefje zonder naam er onder gegeven. Zij was dus een mens, geen engel, die rozen op mijn weg strooide. Een mens bovendien die op het punt stond mij hier op dit griezelig mooie eiland in de steek te laten. Kon ik niet het beste onmiddellijk teruggaan?
Maar ik had zelfs geen vliegtuigretour, we zouden samen met de trein terug.
De volgende dag bevonden wij ons in het toeristenplaatsje Taormina, een naam die ik nog steeds niet zonder huivering uitspreken kan. Vanaf bergtuintjes zagen wij uit op zee. “Ik voel me klote”, zei ik. Aan de ontbijttafel vertelde zij een nieuwe droom. Zij had een kind van me gekregen en lag daarmee in het ziekenhuis, maar het kind lag op
sterven. Zij riep om hulp, waarop ik verscheen en daarop direct weer wegrende. Niemand hielp; zij moest, verlaten en alleen, het kind redden.
Joeg mijn wethouderschap haar die angst aan? Terwijl de zon scheen wilde zij op bed liggen met hoofdpijn. Ik speelde met haar dochter toneelstukjes.
Annemarie vluchtte naar de badkamer. Ik er achteraan. Zij in tranen. Ik liet haar aan mijn borst huilen, hoewel het omgekeerde misschien meer toepasselijk geweest was. Wij besloten dat zij terug zou gaan naar de popzanger in Milazzo en ik naar Amsterdam; “Eerlijk is eerlijk”, zeiden wij tegen elkaar. Het was vierentwintig uur na onze ontmoeting op het vliegveld.
Ik stak die Straat over, waar Odysseus Scylla en Charybdis vermeden heeft. In Lamezia stapte ik bij volle maan uit en bedacht me dat Annemarie ongesteld moest zijn, zoals dat hoort bij onschuldige vrouwen. Ik zond haar een telegram. Dan verder naar het noorden, in treinen propvol met gastarbeiders op kerstvakantie. Staand in gangen of zittend voor wc-deuren krisisde ik en maakte in mijn zakboekje aantekeningen. “Schrijf jij je testament?”, vroeg iemand, Alleen maar denken en schrijven, niets eten al die tijd. Bijna was ik dat lange land uit, toen ik ineens de verklaring voor me zag: het moest haar angst zijn geweest voor het baren van een kind, dezelfde angst die haar bij haar zwangerschap van haar dochter had geplaagd. Die angst had de popzanger gebruikt en als een stiletto in mijn hart geplant. Dat moest ik haar uitleggen! Mijn hart bonkte. Ik stapte uit en nam de trein op het perron tegenover en reed door bergen en steden terug naar Sicilië.
In Milazzo zag ik, zelf lijkbleek, haar terug als een muis, bang en verward. Aan de oever van de Middellandse Zee legde ik haar op een muurtje mijn theorie uit, leven en dood in mijn ogen. “Ja”, herstelde zij zich, “je kunt wel gelijk hebben, maar ik ben nu eenmaal verliefd op hem.”
Ik vroeg haar waar hij woonde maar zij weigerde me het adres. Zij wilde niet dat ik met hem praatte en liet mij bij hotel “Flora” achter.
Aan voorbijgangers vroeg ik of zij een popzanger zo-en-zo wisten te wonen. Jongens brachten me met de auto heen. Ik belde aan en werd opengedaan door de vader van haar minnaar. Welkom was ik, echtgenoot van Annámária, die zeker een lange, vermoeiende reis achter de rug had. Hij leidde mij rond in het huis en liet mij trots foto’s zien van optredens van zijn zoon. Ik kreeg een schok bij de aanblik van haar toiletspullen in de badkamer. Moest met hem wijn, peren en kerstbrood verorberen bij de televisie, in afwachting van zoon en Annámáría.
Ik wist dat zij, mijn verlangen, dit bezoek zou verafschuwen. Maar ik dacht: nood breekt wethouder. Wat had ik nog te verliezen?
Er stopte een auto. “Vooruit”, wees padre, “verstop je achter die deur, dan is het een echte verrassing.” Ik deed het. Zo radeloos was ik niet dat mijn zin voor toneel me verlaten had. Annemarie, Esther en haar minnaar werden gezellig door de vader binnengelaten en dit was het moment waarop ik de stiletto uit mijn hart wilde stoten. Ik stapte te voorschijn, haar streng aankijkend en hem aldus toesprekend: “Amigo, I want to talk with you.”
Zij gilt dat ik weg moet en grijpt mij bij de arm. Esther huilt. De vader heft in ontsteltenis de handen op. Vaag groet ik hem. De zoon schiet toe om hem te kalmeren. Buiten raaskallen zij en ik nog na, onder onbewolkte sterrenhemel, over slecht geplaveide wegen met al veel te veel geparkeerde auto’s en openbare verlichting van kwiklampen.
Ik sliep in “Flora”, lang en onder een ketting van wanhopige dromen. Ik liep op een lange boulevard als enige man temidden van duizenden mooie vrouwen, die naar me floten en lachten, ja aan me sjorden, maar ik legde mijn arm om Annemarie en zei bars tegen de menigte: “Denk erom, Annemarie is het enige èchte leuke meisje.”
Al bijna in de middag kwam zij naar het hotel om me nog te zien. In fauteuilles zaten we tegenover elkaar. Zij wist het niet, alleen dat zij bij de popzanger blijven moest. Ik streelde haar hoofd en liep daarna, zwaaiend met mijn anti-plastictas, naar de trein. Een eindje bracht ze mij op weg. Bij een verrekijker die de Stromboli dichterbij moest halen, maar ondanks mijn muntstuk slechts duisternis met een streepje lucht toonde, keerde zij om.
Op het station Roma Termini liep ik de pasfotoautomaat in en maakte een naaktfoto van mezelf in vier delen om naar haar op te sturen. “Nudo?”, vroegen verbaasde Italianen, toen ik onder hun ogen mijn lichaamsparten uit het apparaat haalde. “Nudo?”